Als onze bus aankomt in Yazd staan er, nog voordat Stefan een voet op het asfalt heeft staan, vijf taxichauffeurs elkaar te verdringen om ons naar ons hotel te vervoeren. Stefan heeft helemaal geen zin om klassikaal te gaan onderhandelen, dus besluiten we om eerst even een flesje water te gaan kopen in het terminalgebouw en ondertussen te kijken of er misschien een officiële taxistandplaats te vinden is. Irritant genoeg loopt een van de mannetjes helemaal met Stefan mee. Als we klaar zijn met winkelen biedt hij voor de 100e keer zijn taxidiensten aan. De andere mannetjes zijn inmiddels afgehaakt en Stefan bedingt een prijs die wij redelijk vinden om naar het hostel te gaan dat we hebben uitgekozen.
Terwijl we samen naar buiten gaan, loopt het chauffeurtje Stefan voor z’n voeten, waardoor Renee als eerste buiten is en direct weer doelwit wordt van de andere chauffeurs. Uiteindelijk krijgen die onderling allemaal ruzie en roepen ze steeds lagere bedragen tegen ons. Zelfs een die, zo lijkt het, uit pure ergernis zelfs maar de helft vraagt van wat we nu afgesproken hebben. Stefan besluit het eerbare te doen en zegt dat hij al een afspraak heeft met de eerste man en afspraak is afspraak.
Uiteraard blijkt deze vent de meest gare illegale taxi te hebben die je je kunt voorstellen, bovendien moet hij eerst nog even zijn gastank vullen voordat we daadwerkelijk richting ons hostel kunnen vertrekken. Afspraak is afspraak gaat zoals gewoonlijk weer maar voor één van de twee partijen op, blijkbaar. Stefan houdt de kaart goed in de gaten en de taxi rijdt heel lang de goede kant op, maar presteert het op het laatste moment toch om voor de deur van een ander hostel te stoppen. Stefan doet nog zijn best om eerder bij de bagage te zijn, maar op de een of andere manier is het eerder zo trage ventje nu razendsnel en een van onze grote backpacks is onderweg naar binnen bij een hotel waar we niet willen slapen.
Woedend loopt Stefan achter de kerel aan. De chauffeur heeft onze tas tegen de balie gezet en is doorgelopen om de receptieman te halen, die in gesprek is met een andere gast aan de andere kant van de binnenplaats. We bedenken ons geen moment, Stefan pakt zijn tas, Renee doet die van haar goed op haar rug, nog één blik op de kaart, we zijn vlakbij de bestemming waar we heen wilden, kom we lopen wel! Tegen de tijd dat we zijn auto passeren heeft de taxichauffeur ons ingehaald en natuurlijk wil hij geld. Stefan rukt zijn arm los en geeft de chauffeur een boze blik. Het mannetje blijft met ons meelopen “money, pay, money money”. En hij krijgt meermalen in het Nederlands antwoord dat ie de pot op kan omdat hij een smerige oplichter is.
Tegen de tijd dat we door de voordeur stappen bij het andere hostel trekt hij nog één keer aan Stefan’s mouw en laat ons daarna gaan, hij durft hier duidelijk niet naar binnen. We worden vriendelijk onthaalt door de manager van dit hostel, hij heeft nog twee bedden in een vier persoons slaapzaal en die zijn bovendien heerlijk goedkoop (6 euro p.p.p.n. inclusief ontbijt). Stefan maakt zijn excuses bij de manager, omdat er waarschijnlijk een boze chauffeur buiten staat en hij antwoord dat dat geen probleem is.
Als we onze bagage op de kamer (een soort van grot/bijkeuken met vier bedden in de kelder) hebben gezet en de waardevolle zaken hebben vastgeketend aan het bed, is het tijd om wat te eten. Daarvoor hoeven we gelukkig niet naar buiten, want volgens onze reisgids en de reviews op internet, is dit niet alleen het beste hostel, maar ook het beste restaurant van de stad. Als we over de (overdekte/verwarmde) binnenplaats naar een tafeltje lopen, valt het ons op dat de taxichauffeur nu, samen met de receptieman van het andere hostel, iets bespreekt met de manager van dit hostel.
Als de receptieman van het andere hostel vertrekt, komt de manager naar ons toe. Hij vraagt of we de taxichauffeur willen betalen, of niet, onze keuze. Stefan, die inmiddels wat is afgekoeld, geeft aan dat hij best wil betalen voor de (lange) rit, maar niet het volledige bedrag, omdat we niet gebracht zijn waar we heen wilden. Aangezien er andere chauffeurs waren die slechts de helft vroegen van wat we afgesproken hadden, zijn wij heel schappelijk bereid om 70% van het initiële bedrag af te rekenen. De chauffeur is het hier duidelijk niet mee eens en als hij het halve hostel bij elkaar staat te schreeuwen (tegen de manager) krijgen we eigenlijk alweer spijt dat we hem uberhaupt iets betaald hebben. Na enige tijd wordt hij door de beveiliging naar buiten gewerkt en keert de rust terug in het Silk Road hotel. We eten onze heerlijke maaltijd op en gebruiken de rest van de avond om wat te googlen over Yazd en Stefan z’n telefoon te resetten, die gecrashed is in de vorige stad.
Tegen de tijd dat we gaan slapen is er nog maar één andere gast wakker, onze Japanse kamergenoot, die blijkbaar gedurende de nacht heel stilletjes op bed is komen liggen. Het andere bed blijft vannacht leeg, zo lijkt het. Maar rond 4 uur worden we bruut wakkergemaakt door een bekende stem. Het is de Belg die we ook in Shiraz al hebben ontmoet. Hij is met een nachtbus gearriveerd, blijkbaar, en wordt door de nachtbeveiliger, die slecht ter been is en geen Engels spreekt de donkere trap afgestuurd onze ‘bijkeuken/kelder/kamer’ in. De Belg snapt begrijpelijk niet waar hij heen moet, in het pikkedonker en de nachtwaker blijft maar manen dat hij door moet lopen (maar blijft zelf bovenaan de slechte, ongelijke, kronkelige trap staan). Uiteindelijk schijnt Renee met haar telefoon de gang in, waardoor onze nieuwe kamergenoot de weg kan vinden. Hij pakt nog iets wat lijkt op een deken uit de hoek van de kamer (want Renee had die van zijn bed gejat om te compenseren voor het veel te harde matras) en hij slaapt al voordat wij uberhaupt doorhebben wat er zojuist allemaal gebeurde.
We doen vandaag rustig aan. We typen wat voor de weblog, sorteren wat foto’s en lopen aan het begin van de middag een uurtje of twee door het oude centrum van Yazd. Het is best een leuk stadje, met kleine straatjes, huizen van zongedroogde klei en heel veel van de ‘badgirs’ (windtorens, natuurlijke airco) waar Yazd zo bekend om staat. Het is vandaag vrijdag, dus het is heerlijk rustig op straat en vrijwel alles is dicht. Hier zijn, net als in Esfahan, de entreeprijzen voor toeristen vijf of zelfs tien keer zo hoog als voor inwoners van Iran en ze lijken ons (van binnen) geen van allen interessant genoeg om de (relatief) hoge prijs te verantwoorden.
Voor het avondeten loopt Stefan even naar de bakker voor wat vers gebakken ‘naan’ en haalt hij bij het winkeltje er tegenover ook twee flessen frisdrank en ontzettend smerige popcorn, die een rare combinatie van poedersuiker en zout lijkt te bevatten. Het verse brood is echter erg lekker en terwijl we van onze maaltijd genieten kletsen we wat met Eric, zoals de ‘herriebelg’ blijkt te heten.
Uiteindelijk gaan we weer vrij laat slapen, ook deze keer weer met een leeg bed op de kamer, want de Japanner is zonder gedag te zeggen vertrokken blijkbaar. We grappen nog even dat we hopen dat er niet nog een Belg arriveert vannacht en Stefan valt vrij vlot in slaap. Renee heeft wat meer moeite met het harde bed en kijkt eerst nog even een aflevering van de tv-serie The Mentalist op de tablet, voordat ook zij moe genoeg is om te kunnen slapen.
De volgende morgen blijkt dat onze plannen ongeveer hetzelfde zijn als die van Eric en we besluiten om dan ook samen de stad te gaan verkennen. Het centrum van Yazd is niet heel groot, dus we beginnen te voet, richting het watermuseum. Normaal zijn we niet zo’n fan van musea en ook deze scoort geen hoge punten, maar de meeste bordjes zijn in het Engels en het gaat over techniek, dus met name Stefan is wel positief. Eric blijkt wat Farsi te spreken en het lukt hem om de kassaman te overtuigen dat hij een arme leraar is, die voor ons als gids door het museum zal gaan. Daardoor krijgt hij gratis toegang, of eigenlijk 3 voor de prijs van twee. Wat gunstig is, want net als in Esfahan zijn de meeste dingen voor toeristen (veel) duurder dan voor locals.
Als we doorlopen naar de tempel waar het heilige, eeuwige vuur van de Zoroastrians brandt, dan blijkt de poort gesloten. Ook het heilige vuur heeft siësta blijkbaar. We gaan er vanuit dat we het wel kunnen missen en besluiten naar de andere kant van de oude stad te lopen, waar in een weelderige tuin de hoogste windtoren op aarde staat. In Shiraz kregen we van een stel Duitsers de tip dat dit echt de mooiste bezienswaardigheid van Yazd zou zijn. Misschien waren onze verwachtingen daardoor hoog, of misschien was het verschil van smaak. Maar een kale tuin in de herfst en een 43m hoge toren waar je niet in kunt doen het niet heel goed op onze ranglijst.
We hebben een flink stuk gelopen om hier te komen en ‘lunchtijd’ is ruim gepasseerd, maar helaas is het (eet)café hier in de tuin voor de lunch ook gesloten. We kopen bij een winkeltje bij de grote weg een stuk brood, een zak chips en een ijsje en lopen terug naar de tuin. Omdat ze ons vast niet nog een keer binnenlaten gaan we net buiten de poort in een soort voortuin op een bankje in het frisse zonnetje zitten. Het duurt gek genoeg niet lang voordat de kaartjes-knipper-meneer komt zeuren dat we een ticket moeten kopen om daar te mogen zitten. Stefan laat hem verbaasd de reeds geknipte kaartjes van een half uurtje geleden zien en roept hem in het Nederlands lachend toe dat hij eens wat nieuw geheugentraining moet overwegen, immers zijn we er vrij zeker van dat we, vandaag, de enige buitenlandse toeristen waren, waarvan hij de kaartjes heeft geknipt.
Als we met de stadsbus teruggereden zijn naar de tempel van het heilige vuur (die geen vuurtempel is) blijken we precies op tijd voor de middag-openstelling. Er staan een stuk of 10 andere geïnteresseerden in de rij. We grappen wat bij de kassa over groepskorting, want ook hier is het kaartje voor toeristen belachelijk veel duurder als voor locals, maar na een korte twijfeling houdt de kassaman voet bij stuk, zijn baas luistert mee.
In de hele niet-vuurtempel is geen enkel Engels bordje te vinden, we moeten het dus doen met de informatie uit onze Lonely planet, die vrij summier is. Er is een gebouw met een hout/gas combinatievuurtje achter een glasplaat en een tweede gebouwtje wat een museum voor moet stellen. Er ligt een boek en er staan wat oude spiegeltjes en paspoppen met tradionele Zoroastrian kleding. En dat is het. Zeker niet de wandeling van vanmorgen waard, laat staan het terugkeren met de stadsbus en de hoge entreeprijs.
Zo hebben we wel het laatste ding gezien dat er te zien valt in Yazd, dus we gaan gezamenlijk terug richting het hostel. Eric is op zoek naar een internetcafé en wij hebben nog een missie om een verzameldoos Yazdi-sweets op de kop te tikken met allemaal koekjes en baklava uit de regio. Als we langs een grote en beroemde banketbakker komen zwaait Eric af op zoek naar zijn internetcafé en wij gaan naar binnen.
We hebben al gauw gevonden wat we willen kopen, maar om het te krijgen moeten we een behoorlijk omslachtige bureaucratie doorworstelen. Eerst moet je op een bestellijst opschrijven (in Farsi!) wat je wilt hebben. Gelukkig hebben ze ook een Farsi fotomenukaart liggen en Stefan tekent zo goed als het gaat de sierlijke letters na op de bestellijst. Voor de zekerheid zet hij ook het bedrag er nog bij, wat eigenlijk niet de bedoeling is.
Met de bestellijst van achterin de winkel moet je naar de kassa bij de ingang, daar voeren ze het in in de computer, die een bonnetje uitspuugt waarmee je naar de winkelbalie in het midden van de winkel kunt. Terwijl ze je bestelling (bij ons maar één doos, die al klaarstaat) inpakken krijg je weer een ander bonnetje mee waarmee je je bestelling bij (dezelfde) kassa kunt gaan betalen. Met je betaalbewijs kan je je ingepakte bestelling weer ophalen bij hetzelfde mannetje in de winkel. Ondanks al het gehannes en het overtekenen van het Farsi schrift, hebben we precies wat we wilden hebben. Grappig genoeg betaalden we 5% minder als op de menukaart staat, we snappen alleen niet waarom?
In het hotel genieten we weer van een prima lokaal diner en spelen we wat backgammon. Ondertussen proberen we samen met Eric een tourtje voor morgen te organiseren voor een lagere prijs als we bij het hostel zouden betalen. Uiteindelijk regelt hij via zijn gids in Shiraz (telefonisch) een mannetje dat morgenochtend om 08.00u in ons hostel zal zijn om de mogelijkheden te bespreken en eventueel meteen te vertrekken. Lekker makkelijk en als dat niets is, hebben we morgen gewoon een relaxdagje, we doen nog een potje backgammon en gaan dan naar bed.
Deze nacht is het geen Belg, maar een Duitse die onze nachtrust komt verstoren met een late check-in. Stephanie is nog zo vriendelijk om haar spullen uit te pakken en zich om te kleden buiten onze kamer, maar helaas realiseert ze zich niet dat ze recht voor het (voethoogte, want kelder) open raam staat te rommelen. Maar omdat ze op de verlaten binnenplaats staat, doet ze niet bepaald haar best om zachtjes te doen. Als we een paar uur later aan het ontbijt zitten blijken we elkaar al te kennen uit Shiraz. We stellen Eric aan haar voor en niet veel later valt het besluit dat als het mannetje eindelijk op komt dagen, ook Stephanie aanhaakt in de autohuur om de kosten te delen.
Het mannetje heeft Eric om 08.30 uur gebeld dat hij er met een half uur zou zijn, dacht Eric, maar het blijkt dat hij er al vanaf 08.00 uur is en hij belde om te ontdekken wie hij moest aanspreken, echter was Eric net klaar met ontbijten en nam hij het telefoontje aan in onze kelder-kamer. In de volgende twee uur, terwijl we nog steeds in de veronderstelling waren dat hij met een half uur zou arriveren, hebben we een aantal ‘toergids ogende mensen’ aangesproken om te vragen of zij toevallig voor ons kwamen. Daar is nog wel een leuk gesprek uitgekomen met de eigenaar van een Oase-hostel in Garmeh, maar geen toergids door boven water gekomen. Uiteindelijk stapt een man in een wit-blauwe trui, die elke ochtend hier in het hostel rondhangt (en er nu ook al de hele ochtend is) op ons af, of wij hem gevraagd hadden voor toerinformatie, jazeker, dat denken wij wel ja!
Hij maakt zich duidelijk zorgen dat de dag door ‘ons’ getreuzel al te ver vooorbij is om een volledige toer van de omgeving te doen en geeft direct een scherpe prijs met daarbij de opmerking dat we wel de volgorde moeten omkeren i.v.m. de openingstijden van de diverse bezienswaardigheden. We gaan gewoon en dan zien we wel waar het schip strand. Binnen een half uur zitten we alle vier met een dagtasje in de auto.
De eerste stop is de plaats Meybod, waar we bij een oude kasteelruïne voornamelijk op de foto gaan met schoolmeisjes die hier toevallig op excursie zijn, de ruïne zelf is wel leuk, maar niet heel bijzonder. Het postmuseum is, zoals Andi ons al had gewaarschuwd in Shiraz, zonde van het geld.
Grappig genoeg meende Duitser Stephan dat dat onzin was, ze hadden hele interessante postzegels in het postmuseum en dat blijkt ook de favoriete bezienswaardigheid van Stephanie, waardoor we nog best veel tijd kwijt zijn aan de saaiste stop van de dag.
Daarna bekijken we een volledig gerenoveerde (zeg gerust herbouwde) caravanserai, die alleen interessant is door het bestelautotje dat niet onder de deur door pastte maar wel ging. En een oud gebouw dat gebruikt werd om ijs op te slaan voor gebruik in de zomer en een pigeon house, waar vroeger duizenden duiven in woonden die voor diverse zaken (maar met name mest) werden gebruikt. Het verhaal erbij is super interessant, maar de gebouwen zelf zijn allemaal zoveel gerestaureerd dat er niets authentieks meer aan is.
Bij het ijshuis zouden bijvoorbeeld drie deuren achter elkaar zitten in de dubbele wand, om de warmte buiten te houden in de zomer. Maar dat was wat veel werk om op te knappen, dus nu is het gewoon een enkele klapdeur geworden.
Bij de tweede bestemming ‘Chack chack’ krijgen we op de parkeerplaats (in de zon, maar ijzig koude wind) eerst thee met koekjes en daarna geeft de gids aan dat het eigenlijk niet zo heel boeiend is, maar dat we wel verder naar boven kunnen lopen, nu we er toch zijn. Er staat bovenop de berghelling een tempel waar waterdruppels uit het berggesteente komen ‘drup drup’ en dat is ook de naam van de tempel dus. Dit is de meest heilige plaats van de Zoroastrians waar ze elk jaar een groot pelgrimsfestival houden. De berghelling onder de tempel is dan ook letterlijk volgebouwd met een soort van ‘basishotel’ waarin grote kamers zonder voorgevel zijn gemaakt, we stellen ons zo voor dat dat in de zomer inderdaad voldoende beschutting is om te kunnen slapen op een perzisch tapijtje.
Eenmaal boven aangekomen blijkt dat de plek net niet helemaal verlaten is, er zit onderaan de laatste trap een mannetje kaartjes te verkopen voor 30.000 rial (1 dollar). Stefan is fan van watervallen en het klinkt wel alsof er boven iets van stromend water te zien is, dus hij besluit de entreeprijs te betalen. In het Farsi wordt hem nog duidelijk gemaakt dat hij voor het betreden van de tempel wel zijn schoenen moet uitdoen.
De tempel zelf is verre van bijzonder, zoals verwacht. Er is in een soort van inham in de berg een marmeren vloer gelegd en een muurtje gemetselt met, dat moet gezegd, twee mooie goudkleurige deuren.
Binnen drupt inderdaad water uit de rots, wat opgevangen wordt in twee plastic kinderbadjes van de plaatselijke Blokker en dat er binnen water drupt verwondert niet, aangezien er een paar meter buiten de ‘tempel’ een stroom water van de berg af komt zetten. De legende gaat dat een Zoroastriaanse princes moest vluchten voor een vijandig leger en hier in de berg verdwenen is. Het druppelende water was er niet voordat ze verdween en zou het bewijs zijn dat haar ziel nog altijd aanwezig is.
Voor zo’n heilige plek en hoge entreeprijs mogen ze best wat betere uitleenslippers leveren, besluit Stefan, als zijn sokken zich volzuigen met het koude heilige water dat over de rand van het volle linker kinderbadje stroomt. Als Stefan gespeelt overenthousiast weer de trap af komt lopen is het kaartverkoopmannetje dusdanig verrukt dat hij de andere drie buitenlanders wenkt dat ze ook moeten gaan kijken, gratis natuurlijk! Stefan geeft ze nog snel even de tip mee om niet de slippers uit de linker bak te gebruiken. En niet veel later zijn we weer met z’n vieren de trappen af aan het lopen terug naar de auto.
De laatste stop van dit toertje is in Karanagh, een dorp dat volledig uit ‘mudbrick’ gebouwd is, maar inmiddels op last van de overheid verlaten is. Alle ex-inwoners hebben een nieuw huis in het naastgelegen nieuwe centrum gekregen. Renee en Eric hebben het snel gezien, maar Stefan en Stephanie dwalen afzonderlijk van elkaar door de smalle, vaak overdekte straatjes en ontdekken de op instorten staande huisjes en bedrijfjes. Daarna bekijken we nog hoe een stel jongens de worteloogst in een beekje staat te wassen en besluit Renee haar weerstand nog wat op te krikken door de aangeboden net “schoon” gewassen wortel te proeven.
Daarna bezoeken we een nieuwbouw-caravanserai waar de overheid van Karanagh een restaurant en hotel in wil gaan vestigen vanwege de vele bezoekers (waar dan?) die deze bezienswaardigheid trekt. Ze zullen dan wel echt iets aan conservering moeten gaan doen, want als ze geen actie ondernemen zijn alle huizen in het oude dorp over een jaar of vijf volledig ingestort. Wel lekker authentiek!
Terug in het hostel bestellen we kamelenbiefstuk (Stefan) en spaghetti (Renee) en besluiten we met z’n vieren dat het een leerzame dag met matige bezienswaardigheden was. We zijn erg blij dat we niet alleen een taxi hebben afgehuurd, maar wel echt een gids hebben meegenomen, want zonder de verhalen erbij was het echt een verloren dag geweest. Nu hebben we wel echt het idee dat we iets geleerd hebben over de omgeving van Yazd. De rest van de avond gebruiken we om onze tassen in te pakken, want we vertrekken morgen weer richting Tehran. En we boeken een hotel in Dubai, omdat we verwachten dat we daar morgen geen tijd meer voor hebben.